Het is erg wat Sandy aangericht heeft. Maar dit vind ik toch wel een hele mooie foto, ook al omdat hier geen mensen bij betrokkenen zijn.
Klik hier voor meer (57) foto's van de gevolgen van Sandy.
woensdag 31 oktober 2012
maandag 29 oktober 2012
De regels van Matthijs (2)
Op het artikel over De regels van Matthijs gaf Purperpol een reactie die me aan het denken zette.
Wat me
vooral heel verdrietig maakte was het onvermogen van de begeleiders t.o.v.
Matthijs. Is er in onze samenleving nu echt niets te verzinnen voor Mensen als
Matthijs? Of: is er niets te verzinnen sámen met Mensen als Matthijs om
werkelijk samen te kunnen leven? Is er dan echt geen plaats in deze herberg?
Ik wil hier graag op reageren, gezien vanuit het standpunt van de mede-Asperger.
Is er dan echt geen plaats in deze herberg? Ik kan het me niet voorstellen. Er zou toch plaats in deze herberg behoren zijn. Ieder mens heeft daar recht op. De wil daartoe is er, denk ik, wel. Bij de hulpverlening van Matthijs is er geen onwil, denk ik, maar onkunde. Zodra iemand twee zinnen over autisme gelezen heeft, is hij een specialist in het begeleiden van autisten, lijkt het wel.
Twee voorbeelden: Een begeleidster van een autistisch jongetje zei ooit eens tegen mij (ze wist dat ik Asperger heb.): "Je moet gewoon jezelf blijven." Hè, wat?? Doe ik mijn uiterste best om allerlei trucjes aan te leren, en dus niet mezelf te zijn, om me in de maatschappij enigszins te kunnen handhaven, doet zij dat zo af.
Ik sprak een jaar geleden een man, een begeleider. Op mijn vraag wat voor soort mensen hij begeleidde kreeg ik als antwoord: alle soorten mensen die begeleiding nodig hebben, zwakbegaafden, psychoten, autisten, mensen met een depressie. Hè, autisten? Dat is toch een heel ander soort specialisme? "Nee, hoor", was het vrolijke antwoord, "dat gaat prima." Je zult maar zo'n begeleider krijgen.
Twee voorbeelden: Een begeleidster van een autistisch jongetje zei ooit eens tegen mij (ze wist dat ik Asperger heb.): "Je moet gewoon jezelf blijven." Hè, wat?? Doe ik mijn uiterste best om allerlei trucjes aan te leren, en dus niet mezelf te zijn, om me in de maatschappij enigszins te kunnen handhaven, doet zij dat zo af.
Ik sprak een jaar geleden een man, een begeleider. Op mijn vraag wat voor soort mensen hij begeleidde kreeg ik als antwoord: alle soorten mensen die begeleiding nodig hebben, zwakbegaafden, psychoten, autisten, mensen met een depressie. Hè, autisten? Dat is toch een heel ander soort specialisme? "Nee, hoor", was het vrolijke antwoord, "dat gaat prima." Je zult maar zo'n begeleider krijgen.
Ik scheer niet alle begeleiders over één kam, mijn eigen begeleidster bijvoorbeeld is gelukkig uitstekend toegerust voor haar taak. Maar dan nog kunnen er ongewild kleine dingen voorvallen die niet stroken met mijn autisme.
In de film vond ik de begeleiding maar matig. Ik hoorde een rechter zeggen: "Je kunt niet alles op het autisme afschuiven." Ik ben van mening dat goede begeleiding erachteraan had moeten zitten dat voorkomen had kunnen worden dat een rechter zo'n uitspraak deed. Door die uitspraak bleek dat de rechter totaal geen verstand had van autisme. Zie ook mijn vorig artikel.
Verder vind ik dat men Matthijs nooit zijn huis had mogen uitzetten zonder een goed alternatief te bieden. Wist de woningcorporatie dat men hier te maken had met een autist en wat dat inhield? Heeft de woningcorporatie, samen met Matthijs en de begeleidster, gesproken over een alternatief? Is men er zich van bewust wat de gevolgen voor een autist (maar ook anderen) zijn als men iemand op straat zet? Je kunt iemand met een aandoening toch maar niet zo op straat zetten en zeggen: Bekijk het zelf maar! Dat doe je niet bij iemand met een fysieke aandoening. waarom dan wel bij iemand met een psychische aandoening?
Bij een alternatief denk ik bijvoorbeeld aan een caravan of zomerhuisje waar hij geen overlast naar de gemeenschappelijke ruimtes kon veroorzaken.
Dat Matthijs niet goed bezig was, was voor 'men', maar ook voor mij, duidelijk. Voor Matthijs zelf niet. Hij vond dat hij uitstekend bezig was. 'Men' had met veel meer geduld uit moeten leggen dat het echt niet bij een dreigement bleef. Ik had het idee dat hij het wel wist maar dat het niet genoeg tot hem doordrong. Had hem dan iets aangeboden waar hij wel zijn gang kon gaan. En daarbij wel de eis stellen dat er dan van zijn kant ook enige medewerking verwacht werd, bijvoorbeeld hulp bij het onderhouden van zijn leefruimte. Had een goede psycholoog hierbij niet van nut kunnen zijn? Natuurlijk, je mag mensen niet dwingen hulp te aanvaarden. En dat wilde Matthijs niet. De potentiële zorgvragers moeten zelf de keuze hebben om hulp te weigeren of te aanvaarden. Maar had Matthijs wel een keus? Het kwam hem veel te dichtbij als er iemand in zijn spullen ging rommelen. Op bepaalde momenten besefte hij zelf wel degelijk dat er iets gedaan moet worden. Maar er is wel een groot verschil tussen beseffen en aanvaarden.
En dan die afspraken. Matthijs doet zijn best om de neurotypical te begrijpen. Het gaat hem niet makkelijk af, om niet te zeggen helemaal niet. Wat bedoelt men nu als men dit zegt? Waarom verandert men een afspraak? Het was toch zo als het eerst was?
Ik was vanmiddag bij de Albert Heijn. Met de zelfscanner bemerkte ik dat men het brood te laag geprijsd had. Ik riep er het meisje bij en zei dat de prijs niet goed was. Ze deed meewarig. Ik hoefde immers niet te veel te betalen. Ik vind dat als je gaat reclameren omdat je te veel betaalt, je ook hoort te reclameren als je te weinig betaalt. Maar dat vond deze neurotypical maar onzin. Kijk, en dat begrijp ik niet. Dat is toch niet logisch! De afspraak is dat je het juiste bedrag betaalt. Dan ga je niet eenzijdig die afspraak veranderen.
Ik denk dat Matthijs het in zijn contacten naar de buitenwereld ook zo ervaren heeft. De onmacht dat de buitenwereld jou niet wil of kan begrijpen. De onmacht dat jij die buitenwereld niet begrijpt. En juist door die onmacht trekt hij zich meer en meer terug in zijn eigen wereld, zijn eigen systemen, zijn eigen huis en zijn eigen gecreëerde rotzooi daarin. Daar voelt hij zich wel veilig, daar ervaart hij geen onbegrip of bemoeizucht.
Ik denk dat Matthijs het in zijn contacten naar de buitenwereld ook zo ervaren heeft. De onmacht dat de buitenwereld jou niet wil of kan begrijpen. De onmacht dat jij die buitenwereld niet begrijpt. En juist door die onmacht trekt hij zich meer en meer terug in zijn eigen wereld, zijn eigen systemen, zijn eigen huis en zijn eigen gecreëerde rotzooi daarin. Daar voelt hij zich wel veilig, daar ervaart hij geen onbegrip of bemoeizucht.
Ik denk dat er bij Matthijs meer speelde dan alleen het autisme. Waarom kreeg hij pillen. Toch niet omdat hij dan beter het autisme in de hand hield! Was hij depressief? Als alleen maar het autisme een rol speelde, zouden er veel meer autisten zelfmoord plegen.
Matthijs heeft de makke dat hij Asperger heeft. Hij heeft dus een goede taalvaardigheid. Uiterlijk lijkt het alsof hem niets mankeert. Hij kan zijn woordje doen. En dan krijg je situaties zoals die bij de rechter die vindt dat hij niet alles op het autisme mag afschuiven. Helaas heb ik dat in het verleden ook meerdere malen meegemaakt. "Je hebt een vlotte babbel. Je bent intelligent. Wat mankeert je dan?"
Is er dan echt geen plaats voor hem in deze herberg? Het zou moeten, maar zo lang er nog amateuristisch/onkundig over autisme en met autisten gedaan wordt, helaas nee.
Een van de meest dramatische momenten van de film vond ik de scène met de begeleidster op de galerij. De begeleidster vertelde Matthijs dat er beneden mensen stonden om hem het huis uit te zetten. Hij hoorde het aan. Hij verwerkte de boodschap en hij realiseerde zich wat er ging gebeuren. Dit duurt even. Toen kwam er de angst, de paniek die zich uitte in agressie. Ik voelde hem denken, de mededeling verwerken, ik voelde zijn pijn. Ik voelde het proces in zijn hoofd van mededeling naar paniek.
Helaas is het moeilijk dat proces naar paniek toe te stoppen. Wat zou ik in zijn situatie gedaan hebben? Als de paniek me nog niet volledig geblokkeerd had, zou ik zeggen: "Kom over een half uur maar terug." Ik zou de deur dichtgedaan hebben en me teruggetrokken hebben in mijn huis. Maar ja, de mannen stonden te wachten.
Waarom had men hem niet een half uur eerder verwittigd van hun komst?
Helaas is het moeilijk dat proces naar paniek toe te stoppen. Wat zou ik in zijn situatie gedaan hebben? Als de paniek me nog niet volledig geblokkeerd had, zou ik zeggen: "Kom over een half uur maar terug." Ik zou de deur dichtgedaan hebben en me teruggetrokken hebben in mijn huis. Maar ja, de mannen stonden te wachten.
Waarom had men hem niet een half uur eerder verwittigd van hun komst?
zondag 28 oktober 2012
Jantien
In november 1990 trouwde Jantien met Paul, gelukkige jonge mensen. Hun droom: een gelukkig gezinnetje, met een paar kinderen, en later de kleinkinderen, een goede baan, samen in goede gezondheid oud worden. Welk jong paar droomt daar niet van?
Voor velen wordt deze droom werkelijkheid. Maar hoe anders kunnen Gods wegen zijn.
Het begin was volgens het boekje. Dochter Ingrid in 1992, zoon Jesse in 1995 en zoon Niels in 1997. Bij zoon Niels was vanaf de geboorte al duidelijk dat het lichamelijk niet helemaal goed zat. Een paar operaties later ging het een stuk beter met hem. Maar nog steeds is aan zijn uiterlijk te zien dat het bij of voor de geboorte niet geheel volgens het boekje ging.
Op school ging het goed met de kinderen, d.w.z. op leerniveau. Geen problemen, alle kinderen gingen altijd met mooie cijfers over. Maar het gedrag van de kinderen was niet helemaal zoals je mocht verwachten. Vaak ruzie op school, lastig, onhandelbaar, maar ook tussen de kinderen onderling in het gezin was het vaak hommeles. Totdat moeder Jantien besloot hulp te zoeken voor haar jongste. Het hele circuit door en uiteindelijk bleek Niels Asperger te hebben. Omdat het met de oudste twee kinderen ook niet goed ging, werden zij ook getest. En jawel, Ingrid had ook het syndroom van Asperger en Jesse kreeg het etiket klassiek autisme.
Drie kinderen, alle drie met een vorm van autisme. Moeder Jantien was soms radeloos.
Vader Paul had het er moeilijk mee. Veel van het gedrag van zijn kinderen was voor hem herkenbaar. Dus werd hij ook getest en ja hoor, begin 2008 kreeg hij ook de diagnose: syndroom van Asperger. Vader Paul had zich nooit zo veel bemoeid met zijn kinderen, maar nu trok hij zich helemaal terug. Elke avond na het werk zonderde hij zich af op zijn kamertje en raakte verslaafd aan de drank.
Moeder Jantien trok het niet meer. Zij was de enige neurotypical in het gezin en kon het in haar eentje niet meer redden. Zij stortte in. Ook zij kwam nu in het psychiatrische circuit terecht.
Na een tijdje en met veel hulp ging het beter met haar en het gezin. Tot dit jaar.
In februari kreeg dochter Ingrid te horen dat zij een hersentumor had, ongeneeslijk.
Begin juni raakte vader zijn baan kwijt vanwege de economische crisis. Half juni geraakte dochter Ingrid in een comateuze toestand en eind juni kreeg vader te horen dat hij longkanker had, ongeneeslijk. Hem werd hooguit anderhalf jaar gegeven.
Hoeveel kan een mens dragen?
Maar je zult het wel moeten dragen, het leven gaat door en er zijn nog twee kinderen die haar liefde en aandacht nodig hebben, en zeker ook haar man. Gelukkig geeft haar geloof haar veel steun.
Ingrid is in oktober overleden, 20 jaar jong.
Update 11-01-2013
Vandaag is vader Paul overleden.
Voor velen wordt deze droom werkelijkheid. Maar hoe anders kunnen Gods wegen zijn.
Het begin was volgens het boekje. Dochter Ingrid in 1992, zoon Jesse in 1995 en zoon Niels in 1997. Bij zoon Niels was vanaf de geboorte al duidelijk dat het lichamelijk niet helemaal goed zat. Een paar operaties later ging het een stuk beter met hem. Maar nog steeds is aan zijn uiterlijk te zien dat het bij of voor de geboorte niet geheel volgens het boekje ging.
Op school ging het goed met de kinderen, d.w.z. op leerniveau. Geen problemen, alle kinderen gingen altijd met mooie cijfers over. Maar het gedrag van de kinderen was niet helemaal zoals je mocht verwachten. Vaak ruzie op school, lastig, onhandelbaar, maar ook tussen de kinderen onderling in het gezin was het vaak hommeles. Totdat moeder Jantien besloot hulp te zoeken voor haar jongste. Het hele circuit door en uiteindelijk bleek Niels Asperger te hebben. Omdat het met de oudste twee kinderen ook niet goed ging, werden zij ook getest. En jawel, Ingrid had ook het syndroom van Asperger en Jesse kreeg het etiket klassiek autisme.
Drie kinderen, alle drie met een vorm van autisme. Moeder Jantien was soms radeloos.
Vader Paul had het er moeilijk mee. Veel van het gedrag van zijn kinderen was voor hem herkenbaar. Dus werd hij ook getest en ja hoor, begin 2008 kreeg hij ook de diagnose: syndroom van Asperger. Vader Paul had zich nooit zo veel bemoeid met zijn kinderen, maar nu trok hij zich helemaal terug. Elke avond na het werk zonderde hij zich af op zijn kamertje en raakte verslaafd aan de drank.
Moeder Jantien trok het niet meer. Zij was de enige neurotypical in het gezin en kon het in haar eentje niet meer redden. Zij stortte in. Ook zij kwam nu in het psychiatrische circuit terecht.
Na een tijdje en met veel hulp ging het beter met haar en het gezin. Tot dit jaar.
In februari kreeg dochter Ingrid te horen dat zij een hersentumor had, ongeneeslijk.
Begin juni raakte vader zijn baan kwijt vanwege de economische crisis. Half juni geraakte dochter Ingrid in een comateuze toestand en eind juni kreeg vader te horen dat hij longkanker had, ongeneeslijk. Hem werd hooguit anderhalf jaar gegeven.
Hoeveel kan een mens dragen?
Maar je zult het wel moeten dragen, het leven gaat door en er zijn nog twee kinderen die haar liefde en aandacht nodig hebben, en zeker ook haar man. Gelukkig geeft haar geloof haar veel steun.
Ingrid is in oktober overleden, 20 jaar jong.
Update 11-01-2013
Vandaag is vader Paul overleden.
zaterdag 27 oktober 2012
De regels van Matthijs
Maandag 8 oktober 2012 zond de NCRV de documentaire De Regels van Matthijs uit.
Hier kunt u de documentaire bekijken. Sorry, maar het embedden lukt me nog niet.
Ik vond de documentaire zeer indrukwekkend, maar ook Matthijs zelf maakte een grote indruk op me. Henk50 schreef er al eerder over en onlangs ook Tistje. (Als u dat laatste wilt lezen, waarschuw ik u bij voorbaat, het is een lang verslag.)
Ik ben Matthijs niet maar toch herkende ik een aantal dingen bij hem. Twee voorbeelden:
Waar ik me echt boos om maakte was de uitspraak dat Matthijs zich te veel achter het autisme verschuilt. Ik denk dan dat men bedoelt dat hij weliswaar autisme heeft maar dat hij daarom wel normaal kan doen. Ik heb het zelf vaak ervaren. Niet dat mensen het tegen je zeggen maar voor zover ik het kan inschatten bedoelen ze het wel.
Dan denk ik: "Jullie snappen er niets van." Of misschien snappen ze het wel maar zijn ze niet bereid er rekening mee te houden. Dat is lastig voor hen. Het is makkelijker te zeggen dat de ander niet meewerkt.
Toen ik geboren werd, was een bepaald gedeelte van mijn hersenen niet ontwikkeld. Waarom verwachten mensen dat ik dat deel wel kan gebruiken als het er niet is? Als je geen benen hebt, kun je toch ook niet lopen!
Hier kunt u de documentaire bekijken. Sorry, maar het embedden lukt me nog niet.
Ik vond de documentaire zeer indrukwekkend, maar ook Matthijs zelf maakte een grote indruk op me. Henk50 schreef er al eerder over en onlangs ook Tistje. (Als u dat laatste wilt lezen, waarschuw ik u bij voorbaat, het is een lang verslag.)
Ik ben Matthijs niet maar toch herkende ik een aantal dingen bij hem. Twee voorbeelden:
- Een ongelooflijke rotzooi in huis hebben maar je daar niet echt bewust van zijn en er in ieder geval geen last van hebben. Ook de noodzaak er niet van inzien het te moeten opruimen.
- Het onbegrip van de boze buitenwereld. Mensen begrijpen vaak niet wat je bedoelt en dan zeggen zij dat jij hen niet wilt begrijpen. Maar ik kan die mensen niet begrijpen. Het is vaak onlogisch wat ze zeggen. En dan begrijpen mensen mijn logica niet.
Waar ik me echt boos om maakte was de uitspraak dat Matthijs zich te veel achter het autisme verschuilt. Ik denk dan dat men bedoelt dat hij weliswaar autisme heeft maar dat hij daarom wel normaal kan doen. Ik heb het zelf vaak ervaren. Niet dat mensen het tegen je zeggen maar voor zover ik het kan inschatten bedoelen ze het wel.
Dan denk ik: "Jullie snappen er niets van." Of misschien snappen ze het wel maar zijn ze niet bereid er rekening mee te houden. Dat is lastig voor hen. Het is makkelijker te zeggen dat de ander niet meewerkt.
Toen ik geboren werd, was een bepaald gedeelte van mijn hersenen niet ontwikkeld. Waarom verwachten mensen dat ik dat deel wel kan gebruiken als het er niet is? Als je geen benen hebt, kun je toch ook niet lopen!
vrijdag 26 oktober 2012
woensdag 24 oktober 2012
Knittax
Gisteren plaatste Piet een reactie op mijn bericht De borstrok. Hij schreef ook over het opwinden van de wol. Toen moest ik weer aan vroeger denken. Mijn moeder kreeg in de jaren vijftig een breimachine: een Knittax, waar ze zeer mee in haar nopjes was.
Niet gehinderd door enige kennis spraken we over de knittax, met k.
Ik kan me het beeld van een breiende moeder nog goed voor de geest halen. In de huiskamer stond een grote eettafel met stoelen en 2 fauteuils: één libertystoel voor mijn vader en één kleine fauteuil voor mijn moeder. Deze stoelen stonden elk aan één kant van de kachel.
De kinderen zaten altijd rond de tafel. Dan haalde mijn moeder de Knittax tevoorschijn en kon het avontuur beginnen. De breimachine aan een lange kant van de tafel en de kinderen eromheen. Je zag de trui, of wat het ook was, groter en groter worden. Dat gebeurde meestal in de winteravonden onder de treklamp.
Eén avondje en
Eén keer met het handvat naar links of naar rechts en ze had weer een toer klaar. Dus dat was de hele avond: roetsj, roetsj, roetsj.
Dit waren breipatronen uit die tijd:
Niet gehinderd door enige kennis spraken we over de knittax, met k.
Ik kan me het beeld van een breiende moeder nog goed voor de geest halen. In de huiskamer stond een grote eettafel met stoelen en 2 fauteuils: één libertystoel voor mijn vader en één kleine fauteuil voor mijn moeder. Deze stoelen stonden elk aan één kant van de kachel.
De kinderen zaten altijd rond de tafel. Dan haalde mijn moeder de Knittax tevoorschijn en kon het avontuur beginnen. De breimachine aan een lange kant van de tafel en de kinderen eromheen. Je zag de trui, of wat het ook was, groter en groter worden. Dat gebeurde meestal in de winteravonden onder de treklamp.
Eén avondje en
ze had weer een trui gebreid. Het in elkaar zetten kostte bijkans nog meer tijd dan het breien zelf. En met zeven kinderen moesten er heel wat truien gebreid worden.
Eén keer met het handvat naar links of naar rechts en ze had weer een toer klaar. Dus dat was de hele avond: roetsj, roetsj, roetsj.
De wol zat op van die grote kluwens. Voordat mijn moeder kon gaan breien, moesten de kluwens eerst opgewonden worden, en daar waren twee kinderen, in wisselende samenstelling, goed voor.
Wat was je blij als er weer een kluwen opgewonden was, het was een nogal pijnlijke zaak, voortdurend je handen hoog houden. Als je zat te mekkeren, kon je het alleen doen, met de kluwen om de rugleuning van de stoel.Dit waren breipatronen uit die tijd:
dinsdag 23 oktober 2012
ASMR
Vanavond zag ik in DWDD een bizar verschijnsel, ASMR (autonomous sensory meridian response). Mensen maakten zachte geluiden, heel saai, maar ontspannend, vertelden de meisjes bij DWDD. Ik vond het wel intrigerend en ben gaan youtubeën.
Nu ben ik niet zo van de geluiden, dus de meeste filmpjes vond ik maar niets. Maar één sprong eruit. En werkelijk, het gaf me rust ernaar te kijken en te luisteren. Maar dan ook alleen deze ene.
Ook zag ik dat Jan Paul er al eens over geschreven had.
Nu ben ik niet zo van de geluiden, dus de meeste filmpjes vond ik maar niets. Maar één sprong eruit. En werkelijk, het gaf me rust ernaar te kijken en te luisteren. Maar dan ook alleen deze ene.
Ook zag ik dat Jan Paul er al eens over geschreven had.
maandag 22 oktober 2012
Nederland of België?
Hoe goed bent u thuis in de topografie van Nederland en België ? Kunt u van elk van de onderstaande plaatsnamen zeggen of ze zich in Nederland, in België, of in beide landen bevinden?
Aalst
Beek
Berg
Deurne
Essen
Halle
Haren
Hasselt
Heukelom
Heurne
Heusden
Den Hoorn
Hulst
Houthem
Kortrijk
Laar
Mechelen
Nieuwpoort
Oude Kerk
Paal
Putte
Tongeren
Westkapelle
’t Zand
Zevenhuizen
Zwijndrecht
Het antwoord vindt u hier.
/
Het antwoord vindt u hier.
/
vrijdag 19 oktober 2012
Aeltje en Saar
Hier schreef ik over Aeltje en haar man Saar. Aeltje is overleden in 1629. Saar is geboren in 1560. Hoe zou het leven in 1560 zijn geweest voor kinderen?
Het potlood was nog niet uitgevonden, dat gebeurde pas in 1565. Dat was weliswaar de tijd dat ze de leeftijd hadden om te leren lezen en schrijven, maar tussen uitvinding en algemeen gebruik zit uiteraard een lange tijdspanne. Er werd dus alleen nog geschreven met de ganzenpen. Of met lei en griffel.
Maar konden ze überhaupt wel lezen, schrijven en rekenen? Je zou denken van niet.
Toch gingen in de tijd van Saar en Aeltje veel meer kinderen naar school dan later in de 18e eeuw. In die tijd was de school vrij toegankelijk en het schoolbezoek werd door het stadsbestuur aangemoedigd. Elke parochie had in deze tijd minstens één lagere school, waar in de volkstaal het alfabet, de belangrijkste gebeden en het schrift werden onderwezen. Aeltje en Saar leefden wel in de tijd van de Reformatie, ik weet niet of er door de protestanten ook scholen opgericht werden. Dat zal toch haast wel.
Aan het eind van de 16e eeuw reisde de Italiaanse reiziger Ludovico Guicciardini door Europa. In zijn verslag over zijn reis door de Nederlanden schreef hij verbaasd:
'In Holland kan iedereen lezen en schrijven, zelfs de boeren'. Het zal wel niet zo zijn dat echt iedereen kon lezen en schrijven maar het peprcentage analfabeten toentertijd lag onder de 50% en dat zal dan veel minder geweest zijn dan wat hij in Italië gewend was.
De handel was sterk in opkomst en de stedelingen moesten toch wel kunnen lezen en schrijven, en rekenen om goed handel te kunnen drijven.
Maar hoe zat dat nou met Saar en Aeltje? Als er een van de twee schoolgegaan had, was het wel Saar. Hij was een jongen en hij moest eenvoudige berekeningen kunnen maken. Hoeveel bracht een koe op? Wat krijg ik voor mijn melk? En voor de landbouwgewassen? En had hij voor een jaar van misoogst of andere tegenslagen zoals oorlog, wel genoeg reserve opgebouwd? Het schijnt mij toe dat daarvoor eenvoudig rekenen wel noodzakelijk was. Of zou hij op zijn vingers geteld hebben?
En Aeltje dan? Zij was maar een eenvoudige boerendochter. Wat had zij van doen met al die geleerdheid? Vee verzorgen, het land bewerken, het huishouden doen, kinderen grootbrengen, dat was belangrijk. Al het overige was maar nutteloze kennis. En kinderen moesten altijd al jong meewerken op de boerderij. Daar kwam men altijd wel handen te kort. En als er wel genoeg handen waren, werden de kinderen eropuit gestuurd om knecht of meid te worden op een andere boerderij. Dat bracht geld in het laatje. En bovendien was er weer een mond minder te voeden.
Protestanten hadden waarschijnlijk minimaal één boek in huis, de Bijbel, daaruit kon je leren lezen. Hoewel, de Statenbijbel verscheen pas na hun dood. Rooms-katholieken, zoals Saar en Aeltje. hadden geen Bijbel thuis. Dus er was totaal geen noodzaak om te lezen.
Hoe ging dat eigenlijk in zijn werk tijdens een les?
Er waren nog geen speciale schoolgebouwen, dus deed een leegstaande schuur of de kamer of de keuken van de schoolmeester dienst als school. Verlichting en verwarming was er meestal niet.
Er bestonden nog geen klassen, alle kinderen zaten in één ruimte, vaak op de grond of op een krukje. Als je geluk had, zat je aan een tafel. Oudere kinderen hielpen de jongeren. En er werd hardop geleerd. Het zal er dan ook lawaaiig geweest zijn op zo'n schooltje. De kinderen schreven met een ganzenpen, die gedoopt werd in een inktpotje. Ze moesten vooral leren mooi te schrijven. Voor kladwerk werd de lei en griffel gebruikt, want papier en inkt was duur. De schoolspullen werden bewaard in een houten schooltas. Deze deed dienst als opbergkastje en werd ook gebruikt als schrijftafeltje op de knie.
De boekdrukkunst was al wel uitgevonden maar ik neem aan dat kinderen toch niet allemaal een eigen lesboekje hadden. Had de leraar een soort schoolbord tot zijn beschikking waarop hij het schrijven kon voordoen? Of deed hij dat per kind voor op de lei? En waaruit leerden de kinderen lezen? Moesten ze de bijbel van huis meenemen, of hadden ze toch boekjes? Op de afbeelding lijkt het alsof de kinderen al wel kleine boekjes hadden.
Maar hoe dan ook, Aeltje zal dit wel niet meegemaakt hebben, en Saar waarschijnlijk ook niet.
Het potlood was nog niet uitgevonden, dat gebeurde pas in 1565. Dat was weliswaar de tijd dat ze de leeftijd hadden om te leren lezen en schrijven, maar tussen uitvinding en algemeen gebruik zit uiteraard een lange tijdspanne. Er werd dus alleen nog geschreven met de ganzenpen. Of met lei en griffel.
Maar konden ze überhaupt wel lezen, schrijven en rekenen? Je zou denken van niet.
Toch gingen in de tijd van Saar en Aeltje veel meer kinderen naar school dan later in de 18e eeuw. In die tijd was de school vrij toegankelijk en het schoolbezoek werd door het stadsbestuur aangemoedigd. Elke parochie had in deze tijd minstens één lagere school, waar in de volkstaal het alfabet, de belangrijkste gebeden en het schrift werden onderwezen. Aeltje en Saar leefden wel in de tijd van de Reformatie, ik weet niet of er door de protestanten ook scholen opgericht werden. Dat zal toch haast wel.
Aan het eind van de 16e eeuw reisde de Italiaanse reiziger Ludovico Guicciardini door Europa. In zijn verslag over zijn reis door de Nederlanden schreef hij verbaasd:
'In Holland kan iedereen lezen en schrijven, zelfs de boeren'. Het zal wel niet zo zijn dat echt iedereen kon lezen en schrijven maar het peprcentage analfabeten toentertijd lag onder de 50% en dat zal dan veel minder geweest zijn dan wat hij in Italië gewend was.
De handel was sterk in opkomst en de stedelingen moesten toch wel kunnen lezen en schrijven, en rekenen om goed handel te kunnen drijven.
Maar hoe zat dat nou met Saar en Aeltje? Als er een van de twee schoolgegaan had, was het wel Saar. Hij was een jongen en hij moest eenvoudige berekeningen kunnen maken. Hoeveel bracht een koe op? Wat krijg ik voor mijn melk? En voor de landbouwgewassen? En had hij voor een jaar van misoogst of andere tegenslagen zoals oorlog, wel genoeg reserve opgebouwd? Het schijnt mij toe dat daarvoor eenvoudig rekenen wel noodzakelijk was. Of zou hij op zijn vingers geteld hebben?
En Aeltje dan? Zij was maar een eenvoudige boerendochter. Wat had zij van doen met al die geleerdheid? Vee verzorgen, het land bewerken, het huishouden doen, kinderen grootbrengen, dat was belangrijk. Al het overige was maar nutteloze kennis. En kinderen moesten altijd al jong meewerken op de boerderij. Daar kwam men altijd wel handen te kort. En als er wel genoeg handen waren, werden de kinderen eropuit gestuurd om knecht of meid te worden op een andere boerderij. Dat bracht geld in het laatje. En bovendien was er weer een mond minder te voeden.
Protestanten hadden waarschijnlijk minimaal één boek in huis, de Bijbel, daaruit kon je leren lezen. Hoewel, de Statenbijbel verscheen pas na hun dood. Rooms-katholieken, zoals Saar en Aeltje. hadden geen Bijbel thuis. Dus er was totaal geen noodzaak om te lezen.
Hoe ging dat eigenlijk in zijn werk tijdens een les?
Er waren nog geen speciale schoolgebouwen, dus deed een leegstaande schuur of de kamer of de keuken van de schoolmeester dienst als school. Verlichting en verwarming was er meestal niet.
Er bestonden nog geen klassen, alle kinderen zaten in één ruimte, vaak op de grond of op een krukje. Als je geluk had, zat je aan een tafel. Oudere kinderen hielpen de jongeren. En er werd hardop geleerd. Het zal er dan ook lawaaiig geweest zijn op zo'n schooltje. De kinderen schreven met een ganzenpen, die gedoopt werd in een inktpotje. Ze moesten vooral leren mooi te schrijven. Voor kladwerk werd de lei en griffel gebruikt, want papier en inkt was duur. De schoolspullen werden bewaard in een houten schooltas. Deze deed dienst als opbergkastje en werd ook gebruikt als schrijftafeltje op de knie.
De boekdrukkunst was al wel uitgevonden maar ik neem aan dat kinderen toch niet allemaal een eigen lesboekje hadden. Had de leraar een soort schoolbord tot zijn beschikking waarop hij het schrijven kon voordoen? Of deed hij dat per kind voor op de lei? En waaruit leerden de kinderen lezen? Moesten ze de bijbel van huis meenemen, of hadden ze toch boekjes? Op de afbeelding lijkt het alsof de kinderen al wel kleine boekjes hadden.
Maar hoe dan ook, Aeltje zal dit wel niet meegemaakt hebben, en Saar waarschijnlijk ook niet.
dinsdag 16 oktober 2012
Boerin Henrieke
Vindt u het ook zo stilletjes geworden bij boerin Henrieke van Boer zoekt Vrouw? Je komt niets van die mannen te weten.
Hier vindt u een geheime opname van een intiem gesprek tussen Henrieke en haar mannen.
Hier vindt u een geheime opname van een intiem gesprek tussen Henrieke en haar mannen.
Lapcat
Telkens als er iemand de poort doorkomt denkt Katootje: "Ha, daar komt weer iemand met een schoot om op te zitten, met een hand om mij te aaien en met vingers om aan te sabbelen."
Katootje is bepaald geen xenofoob. Het maakt haar niet uit of de schoot, de hand of de vinger buitenlands of Nederlands is, man of vrouw, bekend of onbekend.
Ze zit ook graag bij mij op schoot. Als ze maar even ziet dat mijn schoot vrij is, springt ze er al op, nog voordat ik er erg in heb. En 's nachts ligt ze het liefst op mijn rug. Daar ben ik niet blij mee. Dan word je wakker met 4 kilo kat op je rug.
maandag 15 oktober 2012
Het sekreet
Ik kreeg een grappig woordenboekje in handen (ja, van de rommelmarkt): Vreemde-woordenboek, bevattende de vertaling en verklaring van ruim 15000 vreemde woorden, uitdrukkingen en aanhalingen. Het is een boekje uit 1921, bijna honderd jaar oud dus.
Toen ik als mulo-leerling een Engels, Frans of Duits woordenboek kreeg, keek ik altijd eerst of er 'vieze' woorden in stonden. Met 'vieze' woorden bedoel ik woorden die nog taboe waren: de benaming voor de geslachtsdelen en alles wat te maken had met je behoefte doen en seks. Hoe gefrustreerd moet je zijn om dat als eerste op te gaan zoeken. En als er dan wel iets in die geest instond was het gniffelen geblazen.
Ik ging dus nu ook maar op zoek naar 'vieze' woorden.
Er is de eeuwige vraag: zeg je toilet of zeg je wc? Hoe dacht men er 100 jaar geleden over?
In mijn jonge jaren zei men vaak plee. Maar dat woord mochten wij thuis niet gebruiken. Het was schuttingtaal. Ook dat woord staat niet in mijn boekje. Toch ook weer een woord van niet-Nederlandse herkomst. Zie hier.
Raar vind ik de omschrijving bestekamer.
Vreemd dat al die woorden van buitenlandse afkomst zijn en dat er geen Nederlandse woorden voor zijn. Ik bedoel, je ontlasten is toch iets van alle tijden. In mijn jeugd hoorde ik nog wel eens het woord waterplaats. Het lijkt me geen plaats om de grote boodschap te doen. Maar toentertijd werd er buiten het gezin niet openlijk gesproken over de wc. Dat was taboe. Als je ergens anders dan thuis naar de wc moest, keek je eerst in de gang of je het zelf kon vinden en anders zei je stilletjes tegen de gastvrouw dat je nodig moest en waar je dan moest zijn.
Ook maar even gekeken in het van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands.
We vinden in de van Dale (van met kleine letter!) wel oorspronkelijke Nederlandse woorden voor wc. Vroeger mocht men dus wel het beestje bij de naam noemen maar later moet er een eufemisme voor in de plaats komen, en is dat eufemisme weer te gewoon geworden, dan moet er een nieuw eufemisme komen. Gelukkig gaan we nog niet zover als de Engelsen met hun lavatory (Latijn: lavatorium: wasplaats) of de Amerikanen met hun preutse bathroom.
Tegenwoordig wil graag iedere vrouw (ik ook) een inloopkamer, een ruimte waar al je kleding, accessoires, schoenen e.d. overzichtelijk hangen en liggen. Men noemt het dan op zijn Engels walk-in closet, afgekort is het dus ook wc.
Tot 1965 waren wij thuis nog niet aangesloten op de riolering. We hadden dus nog een ouderwetse poepdoos. Een gat in de vloer met een houten beschot eroverheen. De uitwerpselen gingen via een buis naar de beerput. Daar ging elke herfst een grote hoeveelheid bladeren overheen en het volgend voorjaar was het weer mest voor de tuin. Later kregen wij een heuse wc, een poepdoos met waterspoeling.
Ooit was ik op een boerderij in Noorwegen te gast. Daar had men geen wc in huis maar wel een poepdoos in de stal. Om daar te komen moest je buitenom, dag of nacht, zomer of winter. Maar het bijzondere van die poepdoos was dat er twee gaten in zaten, kon je gezellig samen kletsend je behoefte doen.
Hoe je het ook noemt, iedereen weet wat je er gaat doen. . Ik hou het maar bij sekreet (moderne spelling: secreet).
Toen ik als mulo-leerling een Engels, Frans of Duits woordenboek kreeg, keek ik altijd eerst of er 'vieze' woorden in stonden. Met 'vieze' woorden bedoel ik woorden die nog taboe waren: de benaming voor de geslachtsdelen en alles wat te maken had met je behoefte doen en seks. Hoe gefrustreerd moet je zijn om dat als eerste op te gaan zoeken. En als er dan wel iets in die geest instond was het gniffelen geblazen.
Ik ging dus nu ook maar op zoek naar 'vieze' woorden.
Er is de eeuwige vraag: zeg je toilet of zeg je wc? Hoe dacht men er 100 jaar geleden over?
- toilet: kapsel, sieraad opschik
- wc: (men schreef het nog als W.C.): watercloset, privaat met waterspoeling
- closet: omsluiting; kabinet, bestekamer
- privaat: sekreet, bestekamer
In mijn jonge jaren zei men vaak plee. Maar dat woord mochten wij thuis niet gebruiken. Het was schuttingtaal. Ook dat woord staat niet in mijn boekje. Toch ook weer een woord van niet-Nederlandse herkomst. Zie hier.
Raar vind ik de omschrijving bestekamer.
Vreemd dat al die woorden van buitenlandse afkomst zijn en dat er geen Nederlandse woorden voor zijn. Ik bedoel, je ontlasten is toch iets van alle tijden. In mijn jeugd hoorde ik nog wel eens het woord waterplaats. Het lijkt me geen plaats om de grote boodschap te doen. Maar toentertijd werd er buiten het gezin niet openlijk gesproken over de wc. Dat was taboe. Als je ergens anders dan thuis naar de wc moest, keek je eerst in de gang of je het zelf kon vinden en anders zei je stilletjes tegen de gastvrouw dat je nodig moest en waar je dan moest zijn.
Ook maar even gekeken in het van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands.
- plee: (inf.) toilet
- toilet: ruimte waar men zijn behoefte kan doen, synoniem: bestekamer, closet, doos, een zekere plaats, gemak. het kleinste kamertje, kakdoos, nummer honderd, plee , poepdoos, retirade, schijthuis, secreet, wc, maar ook: kleding waarin een vrouw zich bij een bepaalde gelegenheid vertoont.
- toilet maken: zich netjes kleden, kappen en opmaken
- waterplaats: plaats waar men kan urineren
- wc: toilet
- privaat: (arch.) toilet
We vinden in de van Dale (van met kleine letter!) wel oorspronkelijke Nederlandse woorden voor wc. Vroeger mocht men dus wel het beestje bij de naam noemen maar later moet er een eufemisme voor in de plaats komen, en is dat eufemisme weer te gewoon geworden, dan moet er een nieuw eufemisme komen. Gelukkig gaan we nog niet zover als de Engelsen met hun lavatory (Latijn: lavatorium: wasplaats) of de Amerikanen met hun preutse bathroom.
Tegenwoordig wil graag iedere vrouw (ik ook) een inloopkamer, een ruimte waar al je kleding, accessoires, schoenen e.d. overzichtelijk hangen en liggen. Men noemt het dan op zijn Engels walk-in closet, afgekort is het dus ook wc.
Tot 1965 waren wij thuis nog niet aangesloten op de riolering. We hadden dus nog een ouderwetse poepdoos. Een gat in de vloer met een houten beschot eroverheen. De uitwerpselen gingen via een buis naar de beerput. Daar ging elke herfst een grote hoeveelheid bladeren overheen en het volgend voorjaar was het weer mest voor de tuin. Later kregen wij een heuse wc, een poepdoos met waterspoeling.
Ooit was ik op een boerderij in Noorwegen te gast. Daar had men geen wc in huis maar wel een poepdoos in de stal. Om daar te komen moest je buitenom, dag of nacht, zomer of winter. Maar het bijzondere van die poepdoos was dat er twee gaten in zaten, kon je gezellig samen kletsend je behoefte doen.
Hoe je het ook noemt, iedereen weet wat je er gaat doen. . Ik hou het maar bij sekreet (moderne spelling: secreet).
donderdag 11 oktober 2012
Spoonerisme
De Engelse dominee en wetenschapper William Archibald Spooner (1844-1930)
verwisselde vaak (meestal de eerste) letters van de woorden die hij uitsprak. Volgens de overlevering zei hij bijvoorbeeld ooit The Lord is a shoving leopard (een duwende luipaard) in plaats van 'The Lord is a loving shepherd' en tegen zijn studenten You have hissed all my mystery lessons ('You have missed all my history lessons').
Volgens een andere anekdote hief hij op een diner in Oxford het glas met de woorden: Let us drink to the queer old dean (Laten we op de rare oude decaan drinken) in plaats van op 'the dear old Queen'.
Een spoonerisme is dus een verdraaiing van letters, lettergrepen of woorden binnen woorden of woordgroepen. De nieuwslezer Philip Freriks overkwam het regelmatig onbedoeld. Bekend is zijn scheldgieter (geldschieter).
Battus geeft in zijn Opperlandse taal- en letterkunde onder meer een lijst van 175 Nederlandse spoonerismen, en noemt het verschijnsel 'beukenootje'.
Wie kent niet de volgende spoonerismen?
Het lied De Kleine Johanna van Henk Elsink uit 1973 is humoristisch vanwege de spoonerismen.
Onderstaand is het filmpje te zien. Het geluid is niet optimaal.
Hier vindt u Engelstalige spoonerismen http://fun-with-words.com/spoon_example.html
Kent u nog andere spoonerismen? U bent van harte uitgenodigd de lijst aan te vullen met het vriendelijke verzoek het netjes te houden.
verwisselde vaak (meestal de eerste) letters van de woorden die hij uitsprak. Volgens de overlevering zei hij bijvoorbeeld ooit The Lord is a shoving leopard (een duwende luipaard) in plaats van 'The Lord is a loving shepherd' en tegen zijn studenten You have hissed all my mystery lessons ('You have missed all my history lessons').
Volgens een andere anekdote hief hij op een diner in Oxford het glas met de woorden: Let us drink to the queer old dean (Laten we op de rare oude decaan drinken) in plaats van op 'the dear old Queen'.
Een spoonerisme is dus een verdraaiing van letters, lettergrepen of woorden binnen woorden of woordgroepen. De nieuwslezer Philip Freriks overkwam het regelmatig onbedoeld. Bekend is zijn scheldgieter (geldschieter).
Battus geeft in zijn Opperlandse taal- en letterkunde onder meer een lijst van 175 Nederlandse spoonerismen, en noemt het verschijnsel 'beukenootje'.
Wie kent niet de volgende spoonerismen?
- als een waal boven pater
- achter het vet nissen
- boorspendoekwel
- boze rottelthee
- brede moeders
- Dat zet geen doden aan de zeik
- de componist Heet van Boven
- Delft onderspitten
- een braakgesprek
- een gespierde scheur
- een gestrafte stopschop
- een keeswind
- een kontje bloter
- een krachtig punstwerk
- een mat in de garkt
- een scheetje beef
- een schetenwapper
- een slaatje bla
- een vondeling in het Wandelpark
- een zeetakje
- er stop noch kaart aan vinden
- gebraden nonnen
- gewaagde meiden
- hartzwarig
- heien en braken
- het piest presas
- het Spatbordenfonds
- het teefje van de zee
- holen en zakken
- iemand dood maken met een blije mus
- Julius Racecar
- lekkere poepercake
- mat en kuis
- meervluizen (met dank aan Ellen)
- met verkrachte eenden
- nesivlas (met dank aan Ellen)
- onverklaarbaar bewoond
- op het drukje knoppen (met dank aan Purperpol)
- platte nekjes
- pratige pestdagen
- schat wattig!
- scheel gehikt
- schoodbapjes doen (met dank aan Marja)
- staar in een haartje
- trouwen en dekken
- versnelde verkering
- vettige prakantie
- vlasinken (met dank aan Ellen)
- van de verkante keer
- verschrauwde wenkbroeien (met dank aan Ellen)
- vozer braadwerk (met dank aan Purperpol)
- Wat paft de schot vanavond?
- woud kater
- zielig najaar!
Het lied De Kleine Johanna van Henk Elsink uit 1973 is humoristisch vanwege de spoonerismen.
Kleine Johanna
In een huisje op de heide
Zat een grijze oude
vrouw
Daar heel stilletjes te schreien
Wat het lot haar zengen brouw, eh
brouwen zeng, wat het lot haar brengen zou
Haar dochtertje had haar
verlaten
En woonde in een hier van plezuis, pluis van, huis van plezier
En
lonkte de mannen op straten
En ging er dan zwier aan de zwaar, eh zwaar aan
de zwier
En al zei de moeder met geween
Johanna, laat mij niet
alleen
Tom nu kerug, Kom nu terug
Kom nu terug, kleine
Johanna
Kom nu terug, jeine Klojanna, kleine Johanna
Het is vergeten, het
is boorvij, voorbij
Kleine Johanna, kom weer bij mij
Als de
avond is gevallen
En het o zo donker wordt
Maar toch ook niet al te
donker
Tranen schieten haar tekort
Als morgen de dag weer aan zal
breken
Tevergeefs wacht zij op telefoon
En zij smeekt al vele weken
Is
dit nu mijn oordse laan, eh aardse loon
Daar zit ze verlaten en alleen
En
werpt een blik door het venster heen
Kom nu
terug, kleine Johanna
Kom nu terug, kleine Johanna
Het is vergeten, het is
voorbij
Kleine Johanna, kom weer bij mij
Als het worstnacht is
gekerden
Als het Kerstnacht is geworden
En de kerkklok twaalven
slaat
(Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf)
En
de kerkklok elven, twaalven slaat
Zit zij voor twee lege borden
Een voor
de vis, een voor de graat
Dan klopt er iemand aan haar deurtje
Dan belt er
iemand aan haar deurtje
Dan klopt en belt er iemand aan haar deurtje
Zij
denkt wie zal dit nu wel zijn
Maar dan ruikt zij reeds het odeurtje
En
door het sneeuwgordijn
En met een jand vol provimand, (niet goed)
Johanna
is weer in het land
Ze is weer terug, kleine Johanna
Op
noeders mestje, moeders nestje
Op de oude steeg
en het huisje op de heide
heet voortaan
Heisje Weltevrui
Welhusjefro
Heusje
Weltevreu
Sss
(Hoe heet dat rotding nou)
O ja, Huisje Weltevree
Onderstaand is het filmpje te zien. Het geluid is niet optimaal.
Kent u nog andere spoonerismen? U bent van harte uitgenodigd de lijst aan te vullen met het vriendelijke verzoek het netjes te houden.
woensdag 10 oktober 2012
Hyperacusis
Wikipedia zegt onder andere:
"Hyperacusis is overgevoeligheid voor bepaalde externe geluiden.
Mensen zonder hyperacusis kunnen bepaalde (luide) geluiden hinderlijk vinden. Maar mensen met hyperacusis ervaren daarentegen veel meer geluiden als te sterk, onaangenaam of zelfs pijnlijk omdat hun tolerantie voor geluid is afgenomen. Hun gehoor werkt in veruit de meeste gevallen normaal, maar blijkbaar worden geluidsimpulsen te sterk verwerkt door de hersenen, waardoor alle of sommige geluiden vaak als (te) luid worden waargenomen en geëvalueerd. Voor deze mensen zijn heel gewone geluiden vaak niet te verdragen. Te denken valt aan het doortrekken van een toilet, het gerammel van de afwas, schreeuwende kinderen, een muziekje enz.
Bij sommige mensen doet dit soort geluiden zelfs pijn aan of in de oren.
Hyperacusis kan een begeleidend symptoom zijn bij autisme."
Veel mensen met autisme, maar niet allen, hebben last van hyperacusis. Voor mezelf kan ik zeggen dat het meer en meer speelt naarmate ik ouder word. Men zegt, maar dat kan ik niet bepalen, dat het geluidsniveau voor een autist vele malen (10x?) sterker is dan voor een niet-autist.
Veel mensen met autisme, maar hier ook niet allen, hebben geen geluidsfilter. Alle omgevingsgeluiden komen op dezelfde sterkte binnen. Ze kunnen geen geluiden uitfilteren op belangrijkheid. Niet-autisten kunnen verschillende geluiden horen en zich afsluiten voor het ene geluid en zich concentreren op het andere geluid, of op andere zaken. Dit is bij autisten vaak onmogelijk. Zo vind ik het onbegrijpelijk dat men studeert of leest met het geluid van de radio of tv op de achtergrond.
Stelt u zich eens voor: u zit lekker rustig in de tuin, u geniet van de zon en de stilte. Stilte? Waar dan? Ik hoor overal geluiden, een kabaal van vanjewelste. Een buurman een paar huizen verderop die zijn graas maait met een motormaaier, schreeuwende kinderen, kwetterende vogels, een auto die langs komt rijden, een radio die ergens verderop speelt, geluidssignalen van de hulpdiensten, die regelmatig voorbijkomen, luid pratende voorbijgangers op de stoep (Waarom heb ik meer last van mensen die een onverstaanbare taal spreken dan van mensen die Nederlands spreken, of is hun geluidsniveau harder?) enz. U hoort het niet, u heeft zich ervoor afgesloten, u wilt stilte en u heeft stilte, tenzij het geluid extreem is. U hoort het misschien wel, maar registreert het niet.
Maar sluit u zich er eens niet voor af. Gaat u zich eens concentreren op die geluiden. Wat een ongelooflijk hoeveelheid lawaai, hè? Ik hoor ze allemaal wel, ik kan me er niet voor afsluiten en ik hoor al die geluiden door elkaar heen.. Bovendien hoor ik ze vele malen sterker dan U.
Ik zit dus op mooie zomerdagen het liefst binnen, ramen en deuren dicht.
En dan zit ik ergens midden op de heide en dan denk ik: hier moet toch stilte zijn. Nee hoor, er is altijd wel een snelweg of een spoorweg in de buurt, of luid kletsende fietsers. (Waarom maken fietsers toch meer leven dan wandelaars?) U wilt de geluiden niet horen en u hoort ze niet. Ik kan me er niet voor afsluiten en hoor ze allemaal, even hard en door elkaar, en vergeet niet, vele malen sterker dan u.
Een druk kruispunt oversteken is erg moeilijk. Er is zoveel lawaai om me heen dat ik me daar dan wel op móet concentreren. Hoe kan ik dan weten wanneer ik moet oversteken? Vaak loop ik dan maar met de fiets aan de hand over het zebrapad. Of ik neem een andere (langere) weg of een kruising met verkeerslichten om het drukke kruispunt te vermijden.
Vroeger, toen ik nog getrouwd was en nog wel tv had, en mijn ex tv wilde kijken, deed hij dat op mijn verzoek met de koptelefoon op. Vreselijk vond ik het lawaai van de tv als je er zelf niet naar kijkt. Vooral Amerikaanse films zijn geluidsduivels. Daarin schreeuwt men zo erg en er zijn ook veel en harde bijgeluiden.
Altijd en overal is er geluid. Veel geluid. Om nog maar niet te spreken over de alom tegenwoordige muziek. Maar daarover een andere keer meer.
"En dan ga je toch op de rommelmarkt staan?" vraagt u zich af. Ja, als ik zelf kies voor lawaai, kan ik me daar op voorbereiden. Ik moet het dan achteraf wel bezuren door nog een paar dagen al die geluiden in mijn hoofd te horen. Het rustigst voor mij is natuurlijk een rommelmarkt zonder klanten, maar ja die mensen zijn nu eenmaal de charme van een rommelmarkt. Als het me te druk wordt, ga ik even naar buiten, weer relatieve rust inademen.
Bovendien vind ik het belangrijk om me niet helemaal te isoleren van de maatschappij.
Vorig jaar moest er een niersteen vergruisd worden. Na een paar keer dat harde geluid werd het me eigenlijk al te veel. Ik kreeg oordopjes, die dempten het geluid wel maar desondanks bleef er nog een akelige hoeveelheid geluid over. Ik merkte dat ik al aardig angstig begon te worden. Naarstig zocht ik naar oplossing, want weglopen was natuurlijk geen optie. Ik heb er toen maar voor gekozen om me in het lawaai te storten. Ik lag te wachten op elke volgende boem en ging de boemen tellen. Dat heeft me gered. Zonder in paniek geraakt te zijn had ik de geestelijke kwelling doorstaan. Dit doe ik overigens ook met onweer. Zodra er een lichtflits verschijnt, zit ik te wachten op de donderslag. Die komt dan niet geheel onverwachts.
De (overdaad aan) geluiden veroorzaken bij mij angst, ik kan niet goed meer nadenken en uiteindelijk ontaardt het in paniek. Totaal overstuur van de angst. Sommige geluiden, met name hoge geluiden als van bestek of kinderstemmen doen lichamelijk pijn aan mijn oor.
Ik wil hier niet gaan zitten zeuren over mijn probleem. Ik wil wel dat hyperacusis meer bekendheid krijgt en dat er meer begrip is voor zaken die van de buitenkant niet te zien zijn. Als iemand zegt ergens last van te hebben, dat men dat dan serieus neemt, ook al komt het jezelf niet zo goed uit. Dit geldt uiteraard niet alleen voor hyperacusis.
"Hyperacusis is overgevoeligheid voor bepaalde externe geluiden.
Mensen zonder hyperacusis kunnen bepaalde (luide) geluiden hinderlijk vinden. Maar mensen met hyperacusis ervaren daarentegen veel meer geluiden als te sterk, onaangenaam of zelfs pijnlijk omdat hun tolerantie voor geluid is afgenomen. Hun gehoor werkt in veruit de meeste gevallen normaal, maar blijkbaar worden geluidsimpulsen te sterk verwerkt door de hersenen, waardoor alle of sommige geluiden vaak als (te) luid worden waargenomen en geëvalueerd. Voor deze mensen zijn heel gewone geluiden vaak niet te verdragen. Te denken valt aan het doortrekken van een toilet, het gerammel van de afwas, schreeuwende kinderen, een muziekje enz.
Bij sommige mensen doet dit soort geluiden zelfs pijn aan of in de oren.
Hyperacusis kan een begeleidend symptoom zijn bij autisme."
Veel mensen met autisme, maar niet allen, hebben last van hyperacusis. Voor mezelf kan ik zeggen dat het meer en meer speelt naarmate ik ouder word. Men zegt, maar dat kan ik niet bepalen, dat het geluidsniveau voor een autist vele malen (10x?) sterker is dan voor een niet-autist.
Veel mensen met autisme, maar hier ook niet allen, hebben geen geluidsfilter. Alle omgevingsgeluiden komen op dezelfde sterkte binnen. Ze kunnen geen geluiden uitfilteren op belangrijkheid. Niet-autisten kunnen verschillende geluiden horen en zich afsluiten voor het ene geluid en zich concentreren op het andere geluid, of op andere zaken. Dit is bij autisten vaak onmogelijk. Zo vind ik het onbegrijpelijk dat men studeert of leest met het geluid van de radio of tv op de achtergrond.
Stelt u zich eens voor: u zit lekker rustig in de tuin, u geniet van de zon en de stilte. Stilte? Waar dan? Ik hoor overal geluiden, een kabaal van vanjewelste. Een buurman een paar huizen verderop die zijn graas maait met een motormaaier, schreeuwende kinderen, kwetterende vogels, een auto die langs komt rijden, een radio die ergens verderop speelt, geluidssignalen van de hulpdiensten, die regelmatig voorbijkomen, luid pratende voorbijgangers op de stoep (Waarom heb ik meer last van mensen die een onverstaanbare taal spreken dan van mensen die Nederlands spreken, of is hun geluidsniveau harder?) enz. U hoort het niet, u heeft zich ervoor afgesloten, u wilt stilte en u heeft stilte, tenzij het geluid extreem is. U hoort het misschien wel, maar registreert het niet.
Maar sluit u zich er eens niet voor af. Gaat u zich eens concentreren op die geluiden. Wat een ongelooflijk hoeveelheid lawaai, hè? Ik hoor ze allemaal wel, ik kan me er niet voor afsluiten en ik hoor al die geluiden door elkaar heen.. Bovendien hoor ik ze vele malen sterker dan U.
Ik zit dus op mooie zomerdagen het liefst binnen, ramen en deuren dicht.
En dan zit ik ergens midden op de heide en dan denk ik: hier moet toch stilte zijn. Nee hoor, er is altijd wel een snelweg of een spoorweg in de buurt, of luid kletsende fietsers. (Waarom maken fietsers toch meer leven dan wandelaars?) U wilt de geluiden niet horen en u hoort ze niet. Ik kan me er niet voor afsluiten en hoor ze allemaal, even hard en door elkaar, en vergeet niet, vele malen sterker dan u.
Ik ken iemand die zich met zo'n geval op in drukke ruimtes begeeft, maar ik zie mezelf nog niet zo gauw zo lopen. |
Vroeger, toen ik nog getrouwd was en nog wel tv had, en mijn ex tv wilde kijken, deed hij dat op mijn verzoek met de koptelefoon op. Vreselijk vond ik het lawaai van de tv als je er zelf niet naar kijkt. Vooral Amerikaanse films zijn geluidsduivels. Daarin schreeuwt men zo erg en er zijn ook veel en harde bijgeluiden.
Altijd en overal is er geluid. Veel geluid. Om nog maar niet te spreken over de alom tegenwoordige muziek. Maar daarover een andere keer meer.
"En dan ga je toch op de rommelmarkt staan?" vraagt u zich af. Ja, als ik zelf kies voor lawaai, kan ik me daar op voorbereiden. Ik moet het dan achteraf wel bezuren door nog een paar dagen al die geluiden in mijn hoofd te horen. Het rustigst voor mij is natuurlijk een rommelmarkt zonder klanten, maar ja die mensen zijn nu eenmaal de charme van een rommelmarkt. Als het me te druk wordt, ga ik even naar buiten, weer relatieve rust inademen.
Bovendien vind ik het belangrijk om me niet helemaal te isoleren van de maatschappij.
Vorig jaar moest er een niersteen vergruisd worden. Na een paar keer dat harde geluid werd het me eigenlijk al te veel. Ik kreeg oordopjes, die dempten het geluid wel maar desondanks bleef er nog een akelige hoeveelheid geluid over. Ik merkte dat ik al aardig angstig begon te worden. Naarstig zocht ik naar oplossing, want weglopen was natuurlijk geen optie. Ik heb er toen maar voor gekozen om me in het lawaai te storten. Ik lag te wachten op elke volgende boem en ging de boemen tellen. Dat heeft me gered. Zonder in paniek geraakt te zijn had ik de geestelijke kwelling doorstaan. Dit doe ik overigens ook met onweer. Zodra er een lichtflits verschijnt, zit ik te wachten op de donderslag. Die komt dan niet geheel onverwachts.
De (overdaad aan) geluiden veroorzaken bij mij angst, ik kan niet goed meer nadenken en uiteindelijk ontaardt het in paniek. Totaal overstuur van de angst. Sommige geluiden, met name hoge geluiden als van bestek of kinderstemmen doen lichamelijk pijn aan mijn oor.
Ik wil hier niet gaan zitten zeuren over mijn probleem. Ik wil wel dat hyperacusis meer bekendheid krijgt en dat er meer begrip is voor zaken die van de buitenkant niet te zien zijn. Als iemand zegt ergens last van te hebben, dat men dat dan serieus neemt, ook al komt het jezelf niet zo goed uit. Dit geldt uiteraard niet alleen voor hyperacusis.
maandag 8 oktober 2012
zondag 7 oktober 2012
De rommelmarkt
Rondstruinen op rommelmarkten is een van mijn liefhebberijen. Niet altijd om iets te kopen, ook het bekijken van alle aangeboden spullen is de moeite waard. Soms zie je dingen waarvan je denkt: wie zal dat nu willen kopen. En even later zie je een nieuwe, trotse eigenaar ermee lopen. Hij blij, de verkoper blij.
Zoals bijgaande koekenpanklok. In mijn ogen is het kitsch, maar een ander vindt het leuk. Verkocht, dus.
Zelf heb ik ook wel het een en ander gekocht op rommelmarkten. Boeken, vooral heel veel boeken, maar ook meubilair en klein grut. Er is meestal wel iets van mijn gading te vinden. En ach, wordt het huis te vol, dan hou ik eens flinke opruiming en gaat er weer het een en ander naar een rommelmarkt toe. Alleen boeken niet. Als die eenmaal in mijn huis zijn, dan blijven ze in mijn huis, tot aan mijn dood.
Ik ga nooit naar rommelmarkten waar ik entreegeld moet betalen. Als ik naar de Albert Heijn ga om iets te kopen betaal ik toch ook geen entreegeld! Waarom zou ik het dan bij een rommelmarkt wel doen?
Met Koninginnedag heb ik zelf ook wel eens op een vrijmarkt gestaan. Dat is ontzettend leuk. Niet alleen om te zien hoe blij soms mensen kunnen zijn met jouw afgedankte spulletjes, maar ook het onderhandelen zelf is leuk. En de hele stad trekt aan je voorbij. Je ontmoet veel oude bekenden.
Een jaar of tien geleden was ik ook bij een rommelmarkt. Mijn eerste gang was, zoals gewoonlijk, naar de boekenafdeling. Veel, heel veel boeken, maar veelal nog in dozen. Je kon niet eens de titels lezen, of je moest de hele doos leeghalen. Er stond een oudere mevrouw achter de kraam. Ik vroeg haar of ik haar misschien kon helpen met uitpakken en sorteren. Nou, daar was ze maar wat blij mee. Ik heb haar toen geholpen en ik ben daar blijven hangen. Aan het eind van de dag vertelde ik de organisatie dat ik volgend jaar wel weer mee zou willen helpen. En dat doe ik nu dus al een jaar of tien. Ik kende en ken nog steeds de hele vereniging niet. Maar één keer per jaar kom ik er om te helpen met de verkoop. Uiteraard alleen met de boeken. Langzamerhand zijn daar lp's, videobanden, cd's en dvd's bij gekomen. En elk jaar zie je weer dezelfde mensen. De man die als een van de eerste binnen is om te kijken of er nog stripboeken zijn die hij nog niet heeft. Een ander die alleen voor de lp's komt. De mevrouw van de streekromans, of die van de oorlogsboeken. Erg leuk. En in hun ogen ben ik dan de boekenmevrouw.
Het leuke ervan is ook dat ik dus zelf de eerste keus. heb. Dan moet ik me toch wel weer heel erg beheersen. Vrijdagmiddag bij het inruimen kwam ik een dvd tegen met de film Gone with the Wind. En een cd van Herman Finkers. Die cd heb ik geript, zodat ik hem al wandelend op mijn mp3 kan beluisteren, en kan lachen. Die dvd van Gone with the Wind, wilde ik 's avonds wel even bekijken. Nou ja, even. Het duurde bijna 4 uur. Maar het is en blijft een prachtige film. En de volgende dag kon ik beide weer bij de verkoop doen.
Vandaag was het dus wer zover. De jaarlijkse rommelmarkt. Met een heel groot aanbod van boeken. En echt ook goede, en mooie boeken. Bijvoorbeeld dit was er bij mij te koop.
En dit:
Een groot aanbod van kerstspullen. Er kwam iemand die ineens alle kerstspullen tegelijk opkocht. Je vraagt je dan af wat die iemand daarmee gaat doen.
Nu is dus weer wachten tot volgend jaar. De volgende rommelmarkt.
Zoals bijgaande koekenpanklok. In mijn ogen is het kitsch, maar een ander vindt het leuk. Verkocht, dus.
Zelf heb ik ook wel het een en ander gekocht op rommelmarkten. Boeken, vooral heel veel boeken, maar ook meubilair en klein grut. Er is meestal wel iets van mijn gading te vinden. En ach, wordt het huis te vol, dan hou ik eens flinke opruiming en gaat er weer het een en ander naar een rommelmarkt toe. Alleen boeken niet. Als die eenmaal in mijn huis zijn, dan blijven ze in mijn huis, tot aan mijn dood.
Ik ga nooit naar rommelmarkten waar ik entreegeld moet betalen. Als ik naar de Albert Heijn ga om iets te kopen betaal ik toch ook geen entreegeld! Waarom zou ik het dan bij een rommelmarkt wel doen?
Met Koninginnedag heb ik zelf ook wel eens op een vrijmarkt gestaan. Dat is ontzettend leuk. Niet alleen om te zien hoe blij soms mensen kunnen zijn met jouw afgedankte spulletjes, maar ook het onderhandelen zelf is leuk. En de hele stad trekt aan je voorbij. Je ontmoet veel oude bekenden.
Een jaar of tien geleden was ik ook bij een rommelmarkt. Mijn eerste gang was, zoals gewoonlijk, naar de boekenafdeling. Veel, heel veel boeken, maar veelal nog in dozen. Je kon niet eens de titels lezen, of je moest de hele doos leeghalen. Er stond een oudere mevrouw achter de kraam. Ik vroeg haar of ik haar misschien kon helpen met uitpakken en sorteren. Nou, daar was ze maar wat blij mee. Ik heb haar toen geholpen en ik ben daar blijven hangen. Aan het eind van de dag vertelde ik de organisatie dat ik volgend jaar wel weer mee zou willen helpen. En dat doe ik nu dus al een jaar of tien. Ik kende en ken nog steeds de hele vereniging niet. Maar één keer per jaar kom ik er om te helpen met de verkoop. Uiteraard alleen met de boeken. Langzamerhand zijn daar lp's, videobanden, cd's en dvd's bij gekomen. En elk jaar zie je weer dezelfde mensen. De man die als een van de eerste binnen is om te kijken of er nog stripboeken zijn die hij nog niet heeft. Een ander die alleen voor de lp's komt. De mevrouw van de streekromans, of die van de oorlogsboeken. Erg leuk. En in hun ogen ben ik dan de boekenmevrouw.
Het leuke ervan is ook dat ik dus zelf de eerste keus. heb. Dan moet ik me toch wel weer heel erg beheersen. Vrijdagmiddag bij het inruimen kwam ik een dvd tegen met de film Gone with the Wind. En een cd van Herman Finkers. Die cd heb ik geript, zodat ik hem al wandelend op mijn mp3 kan beluisteren, en kan lachen. Die dvd van Gone with the Wind, wilde ik 's avonds wel even bekijken. Nou ja, even. Het duurde bijna 4 uur. Maar het is en blijft een prachtige film. En de volgende dag kon ik beide weer bij de verkoop doen.
Vandaag was het dus wer zover. De jaarlijkse rommelmarkt. Met een heel groot aanbod van boeken. En echt ook goede, en mooie boeken. Bijvoorbeeld dit was er bij mij te koop.
En dit:
Een groot aanbod van kerstspullen. Er kwam iemand die ineens alle kerstspullen tegelijk opkocht. Je vraagt je dan af wat die iemand daarmee gaat doen.
woensdag 3 oktober 2012
Het schooltje
In 1986 kreeg ik een verzoek van een Turkse buurman om zijn vrouw, die de week daarop naar Nederland zou komen, Nederlandse les te geven.
Ik was secretaresse met een goed taalgevoel, maar om dan de Nederlandse taal over te brengen op een buitenlander is wel even iets anders. Je gebruikt de taal en je hoopt dat je de taal goed gebruikt, maar waarom gebruik je de taal zo, en niet anders? De regels ben je, na een aantal decennia niet meer naar school gegaan te zijn, wel vergeten. Waarom schrijf je 'Het zint me niet' met een -t en 'Hij vindt het niet' met -dt? Waarom een groot kind zonder -e en het grote kind met -e? Wanneer gebruik je dat en wanner gebruik je wat? Schrijf je te kort gedaan of tekortgedaan? Ik moest me er weer helemaal in verdiepen.
Ik kocht de Ans (Algemene Nederlandse Spraakkunst), dé spraakkunstbijbel en bestudeerde die van voren naar achteren. En dan ga je ontdekken dat taal leuk is.
Na 1986 heb ik veel Turken Nederlandse les gegeven. Ook heb ik Turkse kinderen begeleid. Eens kwam er een Turks meisje uit groep 8. Ze zou het advies meekrijgen om maar naar het lbo te gaan. Daar waren de ouders het niet mee eens, ze hadden het idee dat hun dochter meer kon. Ik heb dat meisje een paar maanden begeleid en uiteindelijk kreeg ze het advies: mavo. Nu is het meisje advocaat.
In 2000 kreeg ik het verzoek van een Iraanse vrouw om Iraanse asielzoekers Nederlandse les te geven. In het asielzoekerscentrum werd geen Nederlandse les gegeven en men wilde toch wel erg graag Nederlands leren.
Tja, dan zit je daar met de vraag om niet meer voor één persoon, maar voor een groep, acht man sterk, les te geven.
Ik moest het anders aanpakken dan voorheen. Ik moest een methode uitkiezen maar ik vond geen geschikte. Dus besloot ik om dan zelf maar een methode te schrijven en dan tegelijkertijd ook maar een theorieboekje erbij. Ik kreeg van een vriendelijke dominee een whiteboard als schoolbord en ik had nog een opklaptafel die naar de kamer verhuisde. Mijn schooltje was geboren. Ik werd juffrouw.
Sinds 2000 heb ik aan heel wat buitenlanders lesgegeven. En ze kwamen uit alle windstreken. Het vreemde is dat ik geen Turk, Marokkaan of Pool meer als leerling krijg. En ik heb ook nog geen Noord-Amerikaan als leerling gehad.
Het is erg leuk om te doen. Je ontmoet vele culturen en eigenlijk kan ik van elke cultuur wel weer wat leren. Het zet me minstens aan het denken over mijn eigen, Nederlandse cultuur. Bovendien is het omgaan met jonge mensen erg leuk.
Ik geef nu les op verschillende niveaus, voor beginners maar ook voor vergevorderden. Een groep bestaat tegenwoordig uit maximaal vier leerlingen.
Elk jaar aan het eind van het seizoen denk ik dat het nu wel minder gaat worden, zeker omdat er hier geen asielzoekerscentrum meer is. Maar toch krijg ik in augustus weer voldoende aanmeldingen. Allemaal door mond-tot-mondreclame.
Het vreemde is dat ik mensen krijg die een inburgeringscursus gedaan hebben bij het ROC en daarna bij mij komen om, zoals ze zelf zeggen, Nederlands te leren. Bij het ROC krijgen ze in grote groepen les, daar is helaas te weinig ruimte voor individuele aanpak. "Ga maar achter de computer zitten en oefeningen maken." Ik besteed veel aandacht aan de uitspraak en verdiep me in de moeilijkheden die leerlingen met een bepaalde taal als eerste taal hebben. Ik probeer ze dan vanuit hun taal het Nederlands aan te leren.
Ik heb één leerling die er bij elke les bij is. Het liefst zit ze helemaal vooraan. Maar tot nu toe praat ze nog geen woord Nederlands: Katootje.
Ik was secretaresse met een goed taalgevoel, maar om dan de Nederlandse taal over te brengen op een buitenlander is wel even iets anders. Je gebruikt de taal en je hoopt dat je de taal goed gebruikt, maar waarom gebruik je de taal zo, en niet anders? De regels ben je, na een aantal decennia niet meer naar school gegaan te zijn, wel vergeten. Waarom schrijf je 'Het zint me niet' met een -t en 'Hij vindt het niet' met -dt? Waarom een groot kind zonder -e en het grote kind met -e? Wanneer gebruik je dat en wanner gebruik je wat? Schrijf je te kort gedaan of tekortgedaan? Ik moest me er weer helemaal in verdiepen.
Ik kocht de Ans (Algemene Nederlandse Spraakkunst), dé spraakkunstbijbel en bestudeerde die van voren naar achteren. En dan ga je ontdekken dat taal leuk is.
Na 1986 heb ik veel Turken Nederlandse les gegeven. Ook heb ik Turkse kinderen begeleid. Eens kwam er een Turks meisje uit groep 8. Ze zou het advies meekrijgen om maar naar het lbo te gaan. Daar waren de ouders het niet mee eens, ze hadden het idee dat hun dochter meer kon. Ik heb dat meisje een paar maanden begeleid en uiteindelijk kreeg ze het advies: mavo. Nu is het meisje advocaat.
In 2000 kreeg ik het verzoek van een Iraanse vrouw om Iraanse asielzoekers Nederlandse les te geven. In het asielzoekerscentrum werd geen Nederlandse les gegeven en men wilde toch wel erg graag Nederlands leren.
Tja, dan zit je daar met de vraag om niet meer voor één persoon, maar voor een groep, acht man sterk, les te geven.
Ik moest het anders aanpakken dan voorheen. Ik moest een methode uitkiezen maar ik vond geen geschikte. Dus besloot ik om dan zelf maar een methode te schrijven en dan tegelijkertijd ook maar een theorieboekje erbij. Ik kreeg van een vriendelijke dominee een whiteboard als schoolbord en ik had nog een opklaptafel die naar de kamer verhuisde. Mijn schooltje was geboren. Ik werd juffrouw.
Sinds 2000 heb ik aan heel wat buitenlanders lesgegeven. En ze kwamen uit alle windstreken. Het vreemde is dat ik geen Turk, Marokkaan of Pool meer als leerling krijg. En ik heb ook nog geen Noord-Amerikaan als leerling gehad.
Het is erg leuk om te doen. Je ontmoet vele culturen en eigenlijk kan ik van elke cultuur wel weer wat leren. Het zet me minstens aan het denken over mijn eigen, Nederlandse cultuur. Bovendien is het omgaan met jonge mensen erg leuk.
Ik geef nu les op verschillende niveaus, voor beginners maar ook voor vergevorderden. Een groep bestaat tegenwoordig uit maximaal vier leerlingen.
Elk jaar aan het eind van het seizoen denk ik dat het nu wel minder gaat worden, zeker omdat er hier geen asielzoekerscentrum meer is. Maar toch krijg ik in augustus weer voldoende aanmeldingen. Allemaal door mond-tot-mondreclame.
Het vreemde is dat ik mensen krijg die een inburgeringscursus gedaan hebben bij het ROC en daarna bij mij komen om, zoals ze zelf zeggen, Nederlands te leren. Bij het ROC krijgen ze in grote groepen les, daar is helaas te weinig ruimte voor individuele aanpak. "Ga maar achter de computer zitten en oefeningen maken." Ik besteed veel aandacht aan de uitspraak en verdiep me in de moeilijkheden die leerlingen met een bepaalde taal als eerste taal hebben. Ik probeer ze dan vanuit hun taal het Nederlands aan te leren.
Ik heb één leerling die er bij elke les bij is. Het liefst zit ze helemaal vooraan. Maar tot nu toe praat ze nog geen woord Nederlands: Katootje.
dinsdag 2 oktober 2012
Taaltoets (1)
Hoe staat het met uw Nederlands? Om dat te bepalen vindt u hieronder een kleine toets. Veel plezier ermee.
- Het curriculum vitae hebben we nodig bij sollicitaties. Maar hoe schrijf je de afkorting? Is het CV, C.V., cv, of c.v.? Voor het antwoord, klik hier.
- Ik heb hardstikke veel fouten in mijn proefwerk. Is hardstikke hier goed geschreven? Of met het zijn hartstikke? Weet u ook waarom we het zo schrijven? Antwoord.
- Door deze zonnebril wordt mijn ogen rust gegund, ook tijdens felle zonneschijn. Is dit goed, of moet het zijn: Door deze zonnebril worden mijn ogen rust gegund, ook tijdens felle zonneschijn? Antwoord.
- Welk vak is het meest belangrijk? Welk vak is het belangrijkst? Welke vorm van de overtreffende trap is juist? Antwoord.
- Hoe zit het ook alweer met elektriciteit, of is electriciteit? En elektronika, of electronica, of wellicht elektronica? Antwoord.
- Het kampioenschap wordt om het jaar gehouden? Hoe vaak wordt het kampioenschap gehouden? Antwoord.
- Er is niets op deze wereld dat ik niet kan doen. Is hier het betrekkelijk voornaamwoord dat goed gebruikt? Of moet er een ander betrekkelijk voornaamwoord staan? Antwoord.
- Te alle tijde - ten alle tijde - ten allen tijde - ten alle tijden - te allen tijde - te allen tijden - te alle tijden -. Welke vorm is juist? Antwoord.
- Dat gele exemplaar is Miekes boek, schreef Jan. Piet zei: "Dat is fout. Het moet zijn Mieke's Boek." Wie heeft er gelijk? Antwoord.
- Wat is het verkleinwoord van website? Antwoord.
- Hij plaatste een laagdunkende/laatdunkende opmerking. Welk woord is juist? Antwoord.
- Wat is de verleden tijd van deleten? En wat is het voltooid deelwoord van sms'en en e-mailen? Antwoord.
Abonneren op:
Posts (Atom)