Het eerste deel van dit verhaal vindt u
hier bij Purperpol.
De man belde aan en er deed een mevrouw open (dat hoorde ik aan de stem). "Alstublieft", zei de man die mij en de doos droeg, "hier is het Purperpolletjesverwenpakket voor u. Veel plezier ermee." "Nou, dank u wel."
De mevrouw droeg mij naar binnen en zij maakte de doos open. Eindelijk kreeg ik weer licht en lucht. Het eerste wat ze zag was mij, het rode badeendje. "Hé, hallo", zei ze. "Wat leuk. Wie ben jij?" "Ik ben het rode badeendje en jij bent Greet, zei de mevrouw van Huize Pollenstein." "Ja, dat klopt", zei Greet en ze had verder geen belangstelling meer voor wat er in het Purperpolletjesverwenpakket zat, alleen voor mij. Ze vond me zó leuk. "Wil je zwemmen?" vroeg ze. "Ja, graag, Greet, ik houd van water". Ik dacht dat ik naar het bad zou gaan, maar Greet vertelde me dat ze geen bad had, en ook geen kinderen waar ik mee kon spelen. Eerst was ik wel teleurgesteld maar dat was al gauw over. Ze haalde een leuk bakje uit haar keukenkast, eigenlijk iets te klein vond ik, en vulde dat met water. Ze zette me op een verhoginkje voor het keukenraam en ik kon leuk uit het raam kijken. Ik kon goed zien wat er allemaal op straat gebeurde. Dat was leuk. Zo bracht ik al dobberend mijn leven door.
Na ruim anderhalf jaar zei Greet tegen mij: "Je gaat verhuizen". En ze bracht me naar haar tuin. Ze had ondertussen veel meer badeendjes gekregen en had die in een grote glazen bak gezet. Eerst zag ik alleen maar gele badeendjes en ik voelde me ongelukkig. Misschien werd ik wel gepest door die gele eendjes. Maar gelukkig zag ik ook een lieve rode. Een heel mooie, met hartjes. Ik ging meteen een praatje met haar maken en ik zei dat ik het leuk vond, wij, zo samen, als twee rode badeendjes. "Maar jij bent helemaal niet rood", zei het eendje met de hartjes. "Welles", zei ik. "Nietes, jij bent roze." En toen heb ik me eens goed met haar vergeleken en ze had gelijk. Door ruim anderhalf jaar in de zon voor het keukenraam gedobberd te hebben, was ik helemaal verkleurd. Nu was ik geen rood badeendje meer maar een roze.
Ik kon wel janken, zo erg vond ik het. "Maar jij gaat me nu toch niet pesten?" vroeg ik haar. "Welnee, mallerd, wat maakt het uit wat voor kleur je hebt." "Dat vinden de gele badeendjes anders wel, hoor," zei ik. "Nee hoor, deze gele niet. Ze zijn erg lief." En ja hoor, ze gingen meteen met mij praten en vroegen me het hemd van mijn lijf, maar dat had ik gelukkig niet aan.
Ik woonde een paar jaar met vijf andere eendjes in een mooie, glazen vijver. Het is lekker zo buiten. En de tuin is zo mooi. en de poesjes zijn ook lief tegen ons. Soms komen ze zelfs drinken uit onze vijver. En 's winters, als het koud wordt, mogen we naar binnen. Maar afgelopen winter was Greet erg ziek en is ons vergeten. Het was geen koude winter, maar één nacht wel en toen bevroor het water in onze glazen vijver. En oh, het glas knapte en wij werden tussen de planten geslingerd.
Nu staan we op een rijtje op een groot betonblok. Van groot naar klein.
Greet scheidde ons, want mijn rode vriendinnetje met de hartjes is groter dan ik. Greet zag dat wij daar verdrietig over waren en heeft ons toen snel maar weer naast elkaar gezet.
Ik woon hier nu erg gezellig in die mooie tuin. Alleen zien wij daar niets meer van omdat we met onze achterste naar de tuin staan. We kunnen nu wel goed zien wie er door de poort komt.
Ik ben achteraf toch blij dat ik gevraagd heb of ik mee mag naar Greet. Er wonen nu meer badeendjes hier, maar Greet vind mij toch het leukst want ik woonde het eerst hier.